Hij doet het niet. Hij. Doet. Het. Niet.
Nou vooruit, zelden dan. Hoogst zelden.
Als het dan ook echt, maar dan ook echt niet anders meer kan. En dan nog kost het moeite. Want hij wil het niet, ziet het niet, wil het niet zien. De blik al-tijd vooruit. Krijgt de bal maar weet al lang wat de volgende 3 stappen zijn. Wie er vrij staan. Wat er gaat gebeuren. Ernaar kijkend is hogeschool voetbal volgen. Thuis op de bank denk ik mee te kunnen in zijn denkwijze. Denk. Want ik zie maar 1 stap. Dus op het moment dat ik vanaf de bank ‘Tikkie ter..’ wil roepen is hij al het aardse al ontstegen en vallen zijn tegenstanders om hem heen gewoon machteloos om. Net als bij hem. Ooit. Toen. 14.
Zijn eigen contrast is weinigen gegeven. Want hij schoffelt, beukt en al doende zo schildert hij het mooiste schilderij denkbaar. De hoop is natuurlijk om te genieten. Van hem. En zo lang als mogelijk. Want we weten. We weten dat het ook zo maar over kan zijn. Dus koester dit. Deze avond.
Ze zullen aan de rand van zijn bed hebben gestaan. Ze zullen verteld hebben wat er gebeurt is.
En ik kan niets dan alleen maar wensen dat ondanks alles er een glimlach om zijn mondhoeken verscheen, hoe klein ook. Wat had die kleine hier bij moeten zijn.
Dus lach weg die rare uitglijder tegen het eind en lach met hem mee, onbevangen en intens gelukkig. Bewonder, koester en heb lief wat we allemaal hebben gezien;
Een jongen die wij zelf zouden willen zijn in onze eigen dromen. Die ons láát dromen, juichen en ons vanaf de bank de pure liefde voor de bal oprecht laat voelen.
Dit zijn de dagen, de momenten, de herinneringen.
Dank je wel, jij, die nooit terug wilde spelen.
Tekst Martin Waser